-
1 mine
mine [mien]〈v.〉1 uiterlijk ⇒ voorkomen, gezicht♦voorbeelden:mine de proscrit • boeventronieavoir la mine longue, allongée • een lang gezicht trekkenavoir bonne, mauvaise mine • er goed, slecht uitzienfaire bonne, grise, mauvaise mine à qn. • iemand vriendelijk, onvriendelijk, slecht ontvangenavoir triste mine • er belabberd uitzienfaire triste mine • sip kijken, een lang gezicht trekkenfaire triste mine à qn. • iemand koeltjes ontvangenfaire des mines • zich aanstellenEcole des Mines • Hogere School voor MijnbouwIngénieur des Mines • mijnbouwkundig ingenieur4 crayon à mine dure, tendre • hard, zacht potloodmine flottante, dérivante • drijvende mijnmouiller des mines • mijnen leggenfaire la mine • mokken, pruilenfaire mine de • doen alsof, aanstalten maken omça ne paie pas de mine • dat ziet er onooglijk uitil ne paie pas de mine • hij oogt niet, heeft zijn uiterlijk niet mee〈 informeel〉 mine de rien • zonder iets te laten merken, alsof er niets aan de hand is1. f1) voorkomen, gezicht2) mijn3) potloodstift2. f plgelaatsuitdrukkingen, gebaren -
2 découvrir, éventer la mine
découvrir, éventer la mineDictionnaire français-néerlandais > découvrir, éventer la mine
-
3 percer
percer [persee]1 doorbreken ⇒ doorkomen, aanbreken3 doorschemeren ⇒ zichtbaar worden, bekend worden4 bekendheid krijgen ⇒ beroemd worden, beginnen naam te makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat maken in ⇒ boren door, doorsteken, doorprikken3 doorbreken ⇒ breken door, dringen door, zich een weg banen door4 doorgronden ⇒ ontdekken, achter (iets) komen♦voorbeelden:cela me perce le coeur • dat is een steek in mijn hartbruit qui perce les oreilles • oorverdovend lawaaipercer une rue • een straat doortrekkenpercer un tunnel • een tunnel gravenv1) doorbreken5) boren (door), doorsteken, doorprikken6) openbreken8) achter [iets] komen -
4 trouver
trouver [troevee]1 vinden ⇒ ontdekken, ontwaren, uitdenken2 vinden ⇒ aantreffen, ondervinden, ontmoeten4 vinden ⇒ van mening zijn, oordelen5 vinden ⇒ noemen, aanwijzen♦voorbeelden:trouver à redire à qc. • ergens iets op aan te merken hebbentrouver la porte fermée • voor een gesloten deur staanje l'ai trouvé fouillant dans mon tiroir • ik heb hem betrapt toen hij mijn la doorzochtaller trouver qn., venir trouver qn. • iemand (gaan, komen) opzoeken〈 informeel〉 où avez-vous trouvé cela? • hoe komt u erbij?où peut-on vous trouver? • waar kan men u bereiken?→ plaisir〈 informeel〉 la trouver mauvaise, saumâtre • iets vervelend, zuur vinden1 zich bevinden ⇒ zijn, liggen, staan♦voorbeelden:1 se trouver court • niet verder kunnen, blijven stekense trouver laid • zich lelijk vindens'en trouver bien • zich er wel bij bevindense trouver mal • zich niet lekker voelença se trouve bien! • dat treft goed!1. v 2. se trouverv2) zich voelen3) blijken -
5 éventer
éventer [eevãtee]
См. также в других словарях:
Scouting Nederland — Headquarters … Wikipedia